Het Groningse land is wijds. De wind heeft vrijspel. Her en der verspreid liggen boerderijen. Van verre herkenbaar. Het strakke land wordt opgeschud door bosjes, bomen, een heg en daartussen statige gebouwen. Toefjes in de platheid.
Een zo'n toefje is boerderij De Diek'n, waar we dit weekend zijn neergestreken. We logeren in de oranje kamer. De dekbedhoezen zijn oranje, de schilderijen zijn oranje, de handoeken en washandjes zijn oranje en de afwaskwast, het slabestek en de bekertjes zijn ook oranje.
Na een heerlijke rit met mijn groene racemonster kwamen we gisteren aan. Het was mijn eerste echte lange rit. Meer dat twee uur rijden. Ati had een pauze georganiseerd in de Noord-Oostpolder bij de orchideeentuin. Het was niet druk op de weg en ik kon lekker doorrijden. Het racemonster interpreteerde de borden 130 km/uur verkeerd en ik probeerde hem op de afgesproken 120 km/uur te houden. Twee keer stonden we stil omdat de brug open was. Al het verkeer op de autosnelweg maakt dan plaats voor een paar zeilbootjes en een motorboot. Als de brug weer open is, duurt het lang voordat iedereen weer op tempo is.
Voorbij de stad Groningen verandert de weg in een autoweg met twee banen. De rondweg was een nachtmerrie, maar zeker een melkkoe voor de stad. Je mag er 70km/uur en geen kilometer sneller. Het racemonster protesteerde heftig, maar gaf uiteindelijk toe aan mijn leiding. De autoweg was beter. Honderd mag je er in plaats van tachtig. Dat wilde wel lukken. De Tomtom leidde ons verder en opeens reden we op een fietspad door de Groningse landerijen. Even twijfelde ik of dit wel de bedoeling was, maar als Tomtom het voorstelt, moet het toch kloppen. Na een miniem bruggetje en een laatste bocht zagen we de boerderij liggen. Ik draaide de parkeerplaats op en was niet tevreden met hoe het racemonster stond. Dus reed ik nog even achteruit om hem daarna opnieuw netjes in te steken.
De daarop volgende uren liepen anders dan ik me had voorgesteld. Het koele glas bier moest ik voor onbepaalde tijd uitstellen. In plaats van ontspannen na te genieten van de reis, bleef ik alert met een bijna lege telefoon op mijn schoot. De onvoorzienigheid had een nieuwe les voor mij uitgedacht en besloten dat onze aankomst in Groningen het moment was om die les te geven. De les houdt het midden tussen 'improviseren voor gevorderden' en 'hoe tel ik mijn zegeningen'.
Midden op het pad vlak voor het parkeervak staat het racemonster stil en komt niet meer in beweging. Terwijl ik schakel van reverse naar drive, verlies ik het contact met de schakelkast. De enige stand die er nog beschikbaar is, is park en dat is wat er gebeurt. Het racemonster staat geparkeerd en sluit de weg volkomen af. Er kan geen auto meer in of uit. Voor mij het parkeervak, achter mij de heg. Ik blijk met wat manouvreren net met de lift half via de heg uit de bus te kunnen komen.
We wachten met een kop thee op de ANWB. Na de thee inspecteren we onze oranje kamer en denken na over het diner. Daarna wachten we verder tot de meneer in de gele auto aan komt rijden. Ik wurm me weer achter het stuur.
Het blijkt geen routine probleem te zijn. Ik bel met mijn lege telefoon het mobiele nummer van de baas van de garage van mijn racemonster. De ANWB-meneer en de garagebaas overleggen via mijn telefoon heen en weer. De mobiele monteur graait als een chirurg onder de motorkap. Zijn jas gaat uit en ondanks de regen staan alle deuren en ramen open. Uiteindelijk ligt hij onder mijn voeten op de vloer en amputeert het boutje tussen de elektronische aandrijving en de mechanische aandrijving van de schakeldoos. Hij morrelt wat en ik vertel in welke stand de bus komt te staan. Zo werken we samen en de bus komt redelijk netjes op de parkeerplaats te staan. Er is geen snelle oplossing voor het euvel en het groene racemonster moet per autoambulance naar de specialist in Amsterdam.
Ati en ik blijven verweesd achter op het landschappelijke toefje De Diek'n te Groningen.
Maandag worden wij ook gerepatrieerd. Maandag pas, want ik laat mij een heerlijk ontspannen weekend niet door de neus boren door een kapotte auto. We kunnen wandelen, lezen, niets doen en onze vrienden kunnen ons ook hier bezoeken.
iefs,
Simone
zaterdag 19 mei 2012
zaterdag 5 mei 2012
De rommelkamer
Ieder huis heeft wel zo'n ruimte waarin
alle rommel wordt opgeslagen. Het kan een diepe kast zijn, een schuur
of een extra kamertje. Mijn mij is het iets tussen een diepe kast en
een kamer in. Het heet 'de rolstoelkamer', omdat bij de bouw van mijn
appartement de architect heel precies de voorschriften had gelezen.
In een rolstoeltoegankelijk huis moet een afgesloten ruimte zijn om
de rolstoel in op te laden. Accu's kunnen kwalijke dampen verspreiden
als ze worden opgeladen en er zijn ook verhalen over accu's die
spontaan in brand vliegen. Zoiets moet dus niet zomaar in de
woonkamer, of erger nog in de slaapkamer gebeuren. Dus is er een
speciaal hokje gerealiseerd om de rolstoel veilig op te laden. Nu is
dit kamertje hiervoor nooit gebruikt. Het huis is dan wel
rolstoeltoegankelijk, maar het kamertje is het nauwelijks. Iemand die
niet 100.000 rij-ervaringsuren heeft, krijgt het onwillige gevaarte
nimmer in het kamertje. Laat staan dat je er dan bij kunt om hem op
te laden. Het kamertje is dus mijn rommelkamer geworden.
Rommel heeft de neiging om zich te
vermenigvuldigen. Het kamertje is steeds voller geworden. De deur kon
nog wel dicht, maar er omheen in de gang begon zich van alles te
verzamelen dat ook in het kamertje wilde. Een timmerkist, een
boormachine, een startbooster, een doos met autowasmiddelen, een fles
met ruitenwisservloeistof en meer van dat spul dat alleen in een
rommelkamer thuis hoort. Het begon me steeds meer te irriteren.
Rommel achter de deur kan ik mee leven, maar dan ook nog van alles in
de gang gaat me echt te ver.
Dus heb ik de stoute schoenen aangedaan
en Wati, mijn hulp, gezegd dat ik graag het rommelkamertje wil
opruimen. Zij werd gelijk enthousiast tot mijn stomme verbazing.
Vandaag was het zover. Ik had een extra kop koffie gemaakt om mezelf
moed in te drinken. Ik zet me schrap als Wati de deur open doet. De
rommel valt nog net niet allemaal over ons heen, maar de kamer is zo
vol dat we blij moeten zijn dat de deur niet eerder is bezweken.
Een voor een haalt ze de spullen
voorzichtig uit het hok. De dozen van de nieuwe computer puilen
letterlijk naar buiten. Die kunnen nu wel weg. De PC doet het en ik
wil hem niet meer inruilen.
De container met hondenvoer gaat als
tweede aan de kant. Dan de reisrolstoel die altijd geduldig staat te
wachten tot ik hem nodig heb. Nu is er een beetje ruimte om de rest
van de rommel te inventariseren.
Kerstspullen, heel veel kerstspulletjes
vinden we her en der verspreid. Een snoer met blauwe kerstlampjes en
nog een snoer met lampjes, een doos met een draaimolen die werkt op
kaarsen, een smeedijzeren kerstboomstandaard, een Zweedse ljus krona
in een bijpassende doos en een rood hart om in de boom te hangen.
Wati verzamelt het allemaal en bergt het op boven op de kast. De kast
waarvan de deuren niet open kunnen omdat er zoveel voor staat.
We komen toe aan een groene rol. Het is
een slaapmatje voor in een tent. We vinden ook twee antieke
stretchers, een luifel van een tent en een zakje met tentringetjes en
ander tent materiaal. Ze legt het op mijn grote rugzak. Ik vertel
Wati dat ik met die rugzak echt op pad ben geweest. In gedachten
herinner ik me de kampeerweken met het Byrd consort. We reden als
hippies in een bus met op de ramen geschilderde ballonnen en het
woord 'hallo' op neus van de auto. We maakten straatmuziek in Zeeuws
Vlaanderen en België. Wij hadden geen muren van bierkratten, maar
wel heel veel lege wijnflessen.
Mijn tent heb ik enkele jaren geleden
weggegeven. De fijne herinneringen aan die tent lieten het niet toe
dat de tent in het rommelkamertje zou wegrotten. Nu heeft hij een
goede bestemming in het zuiden van Frankrijk. Ik had de tent zelf in
geen twintig jaren nodig gehad en ik durfde hem wel af te staan. Ik
schatte in dat mijn kampeerjaren voorbij waren. Een jaar later lag ik
in Frankrijk als een zwerver bij vrienden in de tent. Zeg dus nooit
dat je nooit meer zult kamperen.
Wati ruimt enkele gewone rugzakken en
koffertjes op die in het kamertje zwierven. Keurig opgestapeld boven
op de planken zijn ze mooi uit het zicht.
In een platte doos vinden we mijn
duikvest. Het ligt er keurig en ziet er gaaf uit. Wat is het alweer
lang geleden dat ik gedoken heb. Kijkend naar het vest weet ik hoe
afhankelijk je van zo'n ding bent als je duikt. Je vertrouwt er
blindelings op. Ik verplaats me in gedachten onderwater met mijn hele
duikset aan. Het voelt veilig, ik voel me thuis. Het duikvest gaat
voorlopig de deur nog niet uit. Wati hangt hem netjes op een
hangertje aan de kastdeur.
Er staan vijf dozen met boeken in het
kamertje. Ze komen allemaal uit de boekenkast in de logeerkamer. De
logeerkamer is ongeveer even groot als het rommelkamertje. Hier staan
alleen een opklapbed en een IKEA boekenkast. Die boekenkast wilde ik
jaren geleden graag opruimen. Samen met mijn moeder ben ik begonnen
om alle boeken te beoordelen. Er was een doos met boeken die ik wilde
houden en nog een en nog een. Tot er tenminste vier dozen waren en
een stapel boeken waar ik echt niet zonder kon. Die mochten in de
kast blijven staan. Voor zover ik me herinner was er ook een doos met
boeken die weg konden. Ik weet niet meer waar die is. Vermoedelijk is
het een van die dozen in de rommelkamer. Wati heeft alle dozen
opgestapeld tegen de muur. Misschien is het een klusje voor de winter
om die boekenkast alsnog opnieuw in te richten en alle boeken er weer
in te passen.
We vinden een pepermuntblikje met
daarop afbeeldingen van de koningin als meisje. “Kijk eens wat de
uiterste houdbaarheidsdatum is?” vraag ik. “2005”, grijnst
Wati. Die kunnen dus weg.
Zo verdwijnt er best veel.
In een grote witte emmer zitten mijn
wijnmaakspulletjes. Verspreid staan er ook enkele grote bruine
flessen. Eens maakte ik mijn eigen wijn, maar het is heel veel werk
vooral op momenten dat je even geen tijd of hulp hebt. De resultaten
waren wisselend. Ik herinner me een hele lekkere witte
rozenbottelwijn, maar alle andere ben ik vergeten. Binnen in mij is
het verlangen om zelf wijn te maken nog steeds aanwezig. Ik geef mijn
pers, slangen, zeven, watersloten, flessen en super emmer nog niet
op. Al is het maar een mooie glanzende gouden mede, maar ik zal nog
een keer iets laten gisten.
Ondertussen kunnen we het mozaïek op
de vloer weer herkennen. De tegels zijn rood met hier en daar een
witte. Wati balanceert op het trappetje en beheerst de hele ruimte.
Spullen komen op planken, op stapels, op de kast en op elkaar. “Wat
als er een aardbeving komt?” vraag ik haar. Ze kijkt me verschrikt
aan en haalt haar schouders op. Dat zien we dan wel weer, lijkt ze te
denken. Er is ruimte in het kamertje. We hebben niet eens heel veel
weggegooid. Alles heeft nu zijn eigen plekje.
De rolstoel kan er weer in en er is nog
veel plek over. De rommeltjes naast de deur krijgen een plekje in de
kamer. De container met hondenvoer staat vrij achter de rolstoel. En
de deur gaat dicht. De gang is leeg.
Ik voel me super tevreden!
Liefs,
Simone
Abonneren op:
Posts (Atom)